Wat me dit jaar zonder twijfel het meest is bijgebleven.
Maandagochtend 18 maart 2019, ergens rond een uur of 11.
Ik ben aan het werk op ons kantoor in hartje Utrecht. Deze week moet er weer een nieuwsbrief de deur uit en ik overleg met een collega over een artikel dat hij wil aanleveren. Opeens horen we vlak voor onze deur een politieauto met loeiende sirenes langs scheuren. Niet heel bijzonder want het Utrechtse hoofdbureau van politie ligt vlak achter ons pand. We gaan weer verder.
Maar de sirenes houden niet op en we kijken naar buiten. Al snel zien we nog een politieauto met gillende sirenes langsrijden, en nog één. De sirenes blijven maar loeien. Een helikopter vliegt over en om de zoveel minuten komt dat zoevende geluid terug. Langzaam komt het besef dat hier iets meer aan de hand is dan zomaar wat politiedrukte.
Op de telefoon komen allerlei pushberichten; schutter in Utrechtse tram. ‘Zomaar een gek’ die zijn ex neerschiet’? Ik kijk op het AD, en de koppen worden steeds alarmerender en onsamenhangender; 1 dader, meerdere daders, hoogste alarmfase, alleen gewonden, ook doden, dader is gepakt, daders zijn gevlucht en zaaien elders in Utrecht dood en verderf, sensatie en feiten houden elkaar in een wurggreep.
In een steeds groter deel van Utrecht moet iedereen binnen blijven. Scholen gaan dicht, winkels en bedrijven sluiten hun deuren. De politie is een klopjacht begonnen naar de dader De paniek en verwarring is overal zichtbaar. Op kantoor probeert iedereen nieuwe snippers nieuws tot zich te nemen. Niemand weet wat te doen. Moeten we binnenblijven, kunnen we naar buiten?
Ergens rond lunchtijd besluit ik om toch naar buiten te gaan, ik moet alle hectiek een plaatsje geven. Met een hoofd vol vragen zwerf ik een tijdje door Utrecht tot het weer tijd is om terug naar kantoor te gaan. Het geluid van sirenes en overvliegende helikopters blijft maar aanhouden.
Later op kantoor komt er van werken helemaal niets; het nieuws blijft binnenstromen. Langzaam wordt duidelijk wat er allemaal gebeurd is en wordt de waanzin duidelijk. En dat de dader nog op de vlucht is. Wie naar huis wil mag naar huis. Om hoe laat ik besluit om naar huis te gaan geen flauw idee. Ik loop door het normaal zo drukke centrum van Utrecht maar de straten zijn uitgestorven; geen bussen, geen fietsers, vrijwel niets.
Op het station staan tientallen gemaskerde agenten met hun vingers op hun wapens, voorbereid op wie weet wat.
In de trein kijk ik voortdurend iedereen aan, ik ben blij als ik op station Houten Castellum de trein uit kan.
‘Het’ komt steeds dichterbij.